Friday, May 10, 2013

Ijle lucht is ook zuurstof


Als sterren branden de kaarsen in ieders huis die ongelijk verdeeld op de bergen zijn geplaatst. Ik probeer gevoelens van toen terug te halen naar het nu. Beelden die me deden verwonderen over de schoonheid die reflecteerde in mijn ogen. Nu, een aantal dagen later lijkt dit een onmogelijke opgave. Ik lijk verlamd, mijn sensoren lijken stil te staan. Intense eenzaamheid is hetgeen we me nu als enige zou kunnen bekoren. Verlangen doet mijn hart exploderen en roept mijn geest tot leven.
Water stroomt door de smalle beekjes die tussen de hoge naaldbomen een weg naar beneden hebben weten te vinden. Ik leg het beeld van in mijn hoofd en probeer mezelf er in gedachte heen te sturen. Ik neem mezelf voor er deze week terug te keren en dat doe ik dan ook.

Terwijl de natte sneeuw het land zacht en week maakt en de laatste zonnestralen achter de hoge heren verdwijnen waan ik me gehuld in een felroze regenjas door dit droevige tafereel. Ondanks dat ben ik gelukkig en opgewonden over het feit dat we eindelijk actie ondernemen. Met we bedoel ik mijn camera en mijn levenspartner, de Ridder. In de verte denk ik een mensenmenigte te horen, een die ik niet kan plaatsen. We missen het, we missen het allemaal omdat we alleen maar op zoek zijn naar mijn rust. Is dat alles wat ik zo graag wil weten? Onrust zet zijn sluizen steeds weer open en stroomt alles weg. Wat er weg stroomt ben ik vergeten. Ik raak alles ooit kwijt, tenzij ik alles vastzet, vastleg. Dat is het ellenlange doel van mijn zijn, te hoog gegrepen, dat weet ik heus. Het is me verteld maar ook opgedaan. Toch zoek ik nog steeds. Verwacht niet van me dat het stopt, verwacht niet veel want dat doe ik wel.

We zijn er bijna, waar we moeten zijn. De tocht valt me zwaar maar mijn hart klopt zowat uit mijn borst van verlangen. Ook voor de Ridder is het een lastige opgave, in het licht van de natuur zie ik zijn voorhoofd glimmen van het vocht dat via zijn slaap naar beneden druppelt. Zijn jas hangt losjes over zijn schouders en zijn handen zijn rood. Hij reikt me een toe die ik direct aanneem en samen vinden we een weg naar boven. Af en toe stoppen we om op adem te komen in deze ijle lucht en onze kuiten rust te geven. Ik laat me zakken op een grote kei om er vervolgens mijn hoofd op te laten rusten. Het ruwe oppervlak prikt en mijn achterhoofd voelt pijnlijk. Ik voel. Ik voel dat ik leef. Ondanks het trieste weer is het een heldere avond en zie ik door de silhouetten van de bomen en hun takken een twintigtal sterren zwak branden. Mijn lichaam voelt zwaar en ik verroer me niet tot ik gedwongen word om op te staan. Gedwongen door de onrust. Ik richt me op en kijk opzij naar de schaduw in het gezicht van de Ridder en ik huiver. Het idee om hier alleen te moeten zijn als hij niet bestond. Niet geboren was. Maar hij is geboren en nu wachten we samen op ons eigen nog onverwekte of ongeboren kind.


Geschreven op 28-12-12, op 31-12-12 kwamen we erachter dat we samen wachten op ons ongeboren kind. 

No comments: